e Hoe word je graag geïnformeerd?

Hoe word je graag geïnformeerd?

Vlaams Minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel Sven Gatz wilde de burger betrekken bij zijn beleid en lanceerde daartoe het Burgerkabinet Media.

Case_Vlaanderen dpt Cultuur_logo
Burgerkabinet Media

Strategische uitdaging

Vlaams Minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel Sven Gatz wil de burger betrekken bij zijn beleid en lanceerde daartoe het 'burgerkabinet'. Het is een initiatief om burgers te laten discussiëren, debatteren en een consensus te laten vormen over een welbepaalde thematiek.

Na succesvolle burgerkabinetten over de thema’s ‘cultuur’, ‘jeugd’ en  ‘Brussel’, werd er nu een nieuw burgerkabinet gelanceerd specifiek binnen het beleidsdomein ‘Media’. De wereld van media is namelijk continu in beweging. De komst van sociale media en het internet heeft de snelheid van hoe wij nieuws beleven en consumeren veranderd. Daarnaast bieden fenomenen zoals de verspreiding van “fake news” nieuwe uitdagingen voor de Vlaamse en Brusselse Media. Daarom wou minister Sven Gatz nagaan op welke manier de mediasector hierop kan inspelen. Centraal in dit burgerkabinet stond de hoofdvraag: “Hoe word je graag geïnformeerd? Wat vind je daarbij belangrijk?”

Naast deze hoofdvraag werden ook een aantal specifieke deelvragen naar voor geschoven. Wat verwacht de burger van journalisten, van de openbare omroep, van commerciële zenders, van de overheid …?

Aanpak

Het formuleren van aanbevelingen omtrent Media was de einddoelstelling van het burgerkabinet. Om hiertoe te komen verliep dit project in een aantal fases, waarbij Möbius samenwerkte met twee andere innovatieve bedrijven, namelijk CitizenLab en Synthetron.

Ideegeneratie

In een eerste fase, de ideegeneratiefase, werd door CitizenLab een online platform op maat ontwikkeld. De centrale vraag op dit platform was ‘Hoe word je graag geïnformeerd? Wat vind je daarbij belangrijk?’. Gerelateerd aan deze vraag konden burgers tussen 31 januari en 7 april 2018 antwoorden en ideeën posten. Om alles overzichtelijk en gestructureerd te houden en burgers zo goed mogelijk persoonlijk aan te spreken, werd er voor gekozen om op het platform te werken aan de hand van een aantal subthema’s, waaronder 'nieuws altijd en overal', 'gratis informatie bestaat niet' en 'iedereen journalist'.

Aangezien het voor sommige doelgroepen niet evident is om deel te nemen op een online platform of omdat sommige doelgroepen het gewoon fijn vinden om samen rond de vraagstelling van het burgerkabinet aan de slag te gaan, werd ook de mogelijkheid geboden om offline mini-burgerkabinetten te organiseren. Om deze doelgroepen te ondersteunen werd een omvangrijk draaiboek opgemaakt. Dit draaiboek omvatte onder andere een aantal kritische vragen om te evalueren of een mini-burgerkabinet een goede optie was, als uiteraard ook een aantal gesprekstips en een aantal concrete scenario’s om een dergelijk mini-burgerkabinet vorm te geven.

Verdieping

Parallel met deze ideegeneratiefase werden een aantal concrete onderzoeksvragen geformuleerd en in een verdiepingsfase verder uitgelicht aan de hand van de technologie van Synthetron waarbij burgers tegelijkertijd vanop hun eigen computer konden deelnemen aan een online debatuur. De onderwerpen van deze debatten waren 'fake nieuws', 'iedereen journalist' en 'nieuws morgen'.

Fysieke sessie

De output van deze twee fases vormde een rijke en hanteerbare input voor de fysieke sessie. Hierbij kwamen meer dan 50 burgers fysiek samen op zaterdag 21 april in het Vlaams Parlement om, doorheen een dag van interactieve debatten en brainstormsessies, de resultaten van de twee voorgaande fases verder te bespreken, uit te diepen en te verfijnen tot concrete beleidsaanbevelingen.

Resultaat

Meer dan 1.000 burgers werden gedurende het volledige traject betrokken. Aan het einde van de fysieke sessie ontving de minister dan ook een overzicht van de 10 meest populaire aanbevelingen voor de verschillende thema’s in relatie tot media. Op basis van een exhaustief eindrapport zal de minister de veelheid aan verkregen informatie gebruiken als basis voor beleidskeuzes van het komende jaar en als inspiratie voor beheersovereenkomsten met bepaalde actoren of voor andere organisaties en overheden. De beleidsaanbevelingen die hieruit voortvloeien, kunnen ook door collega’s van andere beleidsdomeinen en overheden ter harte worden genomen.