De term 'dubbele materialiteit' dook voor het eerst op in de rapportagevereisten die de Corporate Sustainability Reporting Directive of CSRD oplegt. Sindsdien hebben talloze duurzaamheidsteams zich gebogen over het hoe en wat van dit begrip. Bedrijven vragen zich af (of vragen ons): “Wat is dubbele materialiteit? En wat is precies het verschil met de klassieke materialiteitsprocessen?”
Wat is dubbele materialiteit?
De term wordt toegelicht in de algemene standaarden waaraan duurzaamheidsrapporten moeten voldoen, namelijk ESRS 1 en 2. Daarin staat dat bedrijven ESG-thema’s moeten beoordelen die een ingrijpend financieel effect hebben op hun huidige of toekomstige positie (financiële materialiteit), maar ook ESG-kwesties die een wezenlijke invloed uitoefenen op mens en milieu (impactmaterialiteit). Objectief gezien is dat helemaal niet onlogisch. Als bedrijf besteed je namelijk de meeste aandacht aan de factoren die je financieel pijn kunnen doen of je vleugels kunnen geven, of beide.
(Bron: EU Commission)
Wat is dubbele materialiteit? En waarin wijkt de nieuwe aanpak af van die uit het verleden?
In gesprekken met bedrijven vragen we ons soms af: wat is nu precies het verschil met de klassieke materialiteitsprocessen? Volgens ons verschillen beide methodes eigenlijk niet zo heel erg van elkaar, maar we zien wel duidelijke verschuivingen.
Het dubbele perspectief (financiële en impactmaterialiteit) is veel relevanter en strikter dan de klassieke benadering.
Wat is belangrijk voor het bedrijf? Die vraag beantwoorden is van een hogere orde dan uitzoeken welke thema’s een grote invloed kunnen hebben op de cashflow, het marktaandeel, de toegang tot financiering of de balans. Het spreekt vanzelf dat hiervoor een grondige analyse nodig is en dat nieuwe belanghebbenden aan het proces moeten deelnemen. Dubbele materialiteit zet bedrijven net daartoe aan.
Wat is belangrijk voor de belanghebbenden? Het antwoord op die vraag achterhalen, is dan weer totaal anders dan bepalen wat de belangrijkste (positieve of negatieve) effecten van het bedrijf zijn – en hoe die doorwerken in de volledige waardeketen. Uiteraard zullen externe belanghebbenden hun standpunt uiten, maar uiteindelijk zijn ze alleen een deel van het plaatje. Dat deel van het proces omvat een nauwkeurige analyse van gegevens en antwoorden van belanghebbenden rond trends op het vlak van milieu, maatschappelijke verantwoordelijkheid en goed bestuur in de volledige waardeketen.
Je voelt onmiddellijk aan dat de beoordeling van dubbele materialiteit verder gaat dan de occasionele gesprekken met het hogere management en de enquêtes onder de interne of externe belanghebbenden – zoals in het verleden. Dit proces vereist (gegevens)analyses en benchmarks, naast een nauwe(re) betrokkenheid van de belanghebbenden.
Technologiemultinational Barco heeft die procedure goed onder de knie. Het bedrijf verzamelt zelfs specifiek gegevens om het materialiteitsvraagstuk aan te pakken. Lees hier meer over het materialiteitsproces van Barco. Wil je meer weten over datagestuurde materialiteit? Ga dan snel naar dit artikel.
Materiële thema’s vastleggen: identificeer niet alleen (financiële) risico’s en kansen, maar ook de effecten op en van je bedrijf
Het principe van dubbele materialiteit zet je ertoe aan om de materiële impact van kwesties te toetsen aan drie waarom-vragen. Pas dan leg je de risico’s, impacts en opportuniteiten (RIO) bloot die aan de basis liggen van elk materieel thema. Met andere woorden, je ziet dan duidelijk waarom bepaalde aspecten belangrijk zijn voor jouw bedrijf of waardeketen.
Waar bij de traditionele aanpak een materialiteitsmatrix opstellen het summum was, leidt dubbele materialiteit tot een RIO-beoordeling. Dat kan in de vorm van een tabel zijn, waarin je materiële thema’s koppelt aan duidelijke (financiële) risico’s en kansen, of effecten.
Energiebedrijf Enel koppelt risico's, kansen en effecten al vrij goed aan materiële onderwerpen. Lees hier alles over hun dubbele materialiteitsproces. Hieronder zie je een dubbele materialiteitstabel - met materiële onderwerpen en de bijbehorende effecten, risico's en kansen.
De strategische waarde van dubbele materialiteit: een voorbeeld uit de polymeerindustrie
Polymeerproducenten staan onder druk om over te schakelen van niet-hernieuwbare grondstoffen naar hernieuwbare alternatieven, of het nu gaat om gerecycleerde, biologisch hernieuwbare of uit CO2 afkomstige polymeren. Het ESG-thema circulaire economie, en vooral de omschakeling naar circulaire koolstof, is uitermate materieel voor de waardeketen van plastics – en voor polymeerfabrikanten in het bijzonder. We kunnen de onderliggende reden achterhalen als we zowel de financiële als de impactmaterialiteit van dat thema nauwgezet onder de loep nemen.
-
Impactmaterialiteit: dat het gebruik van fossiele grondstoffen belastend is voor het milieu, hoeft geen betoog. De uitstoot van broeikasgassen die daarmee gepaard gaat, zowel verder in de waardeketen als door het slechte beheer aan het einde van de levensduur, wakkert de klimaatverandering aan. Het inzamelingspercentage van verschillende types polymeren is laag en de recyclage ervan opvoeren is een heuse uitdaging.
-
Financiële materialiteit: de strengere regelgeving (zoals de richtlijn over plastic voor eenmalig gebruik) en nieuwe voorkeuren van eindgebruikers (belichaamd in de strikte doelstellingen van het SBT-initiatief) zetten polymeerproducenten ertoe aan om over te schakelen naar circulaire koolstofgrondstoffen. De risico’s en kansen van die overgang naar circulariteit zijn legio. Polymeerproducenten staan voor de uitdaging om hernieuwbare grondstoffen in hun productieproces op te nemen en tegelijk de productprestaties op peil te houden (technisch risico). Daarnaast moet de sector de waardeketen voor hernieuwbare hulpbronnen nog uitwerken en op grote schaal invoeren. En dat leidt tot marktrisico’s, want circulaire grondstoffen zijn duur. Dat kan het marktaandeel van polymeerproducenten beïnvloeden of de eindproducten zelfs onbetaalbaar maken.
-
De analyse van de risico’s, kansen en effecten van de transitie naar circulaire producten kan fabrikanten ertoe aanzetten om nieuwe programma’s voor onderzoek en ontwikkeling in het leven te roepen. Of om fusies aan te gaan of veelbelovende scale-ups over te nemen, of nieuwe overeenkomsten met leveranciers te sluiten.
De materialiteit van belangrijke ESG-thema’s beoordelen, geeft bedrijven een goed zicht op belangrijke (financiële) risico’s en kansen. En dat is precies wat we nodig hebben om de aandacht te krijgen van CXO’s, strategieanalisten en raden van bestuur, zodat ze beslissingen nemen en middelen toewijzen – en om materialiteit te verheffen naar de plaats waar het begrip thuishoort: in de strategiekamer.